NIEUWENAER, Anna Walburgis van (geb. Meurs, Duitsland 1522 – gest. Meurs 25-5-1600), vrouw van de in 1568 onthoofde graaf Horne. Dochter van Willem graaf van Nieuwenaer (1497-1552?), raadsheer van de keizer, en Anna gravin van Wied (gest. 1528?). Walburgis van Nieuwenaer trouwde (1) op 29-1-1546 in Weert met Philippe de Montmorency, graaf van Horne (1524-1568), vanaf 1555 stadhouder van Gelderland, vanaf 1561 lid Raad van State; (2) na 4-10-1569 (huw. voorw.) met Adolf van Meurs, graaf van Nieuwenaer (ca. 1545-1589), vanaf 1584 stadhouder van Gelderland en een jaar later van Utrecht. Uit huwelijk (1) werd 1 zoon geboren die jong overleed.
Walburgis van Nieuwenaer (Nuenar, Neuenahr) groeide met één oudere broer (Herman) op als enige dochter van Willem graaf van Nieuwenaer en Anna van Wied, erfdochter van het graafschap Meurs (Moers). Haar jeugd bracht zij door op het familieslot, gelegen in het gelijknamige stadje. Haar moeder stierf toen zij nog jong was, waarschijnlijk in 1528. Haar vader, een geleerd man en diplomaat, koos al vroeg voor het protestantisme. In 1536 haalde hij een uitgetreden priester met lutherse sympathieën naar Meurs, en in 1543 bestond er in het graafschap een volwaardige protestantse gemeente. Via haar familie had Walburgis nauwe betrekkingen met de toekomstige leiders van de Opstand in de Nederlanden: haar broer Herman trouwde in 1538 met Magdalena van Nassau, halfzuster van Willem van Oranje, en haar nicht Amalia zou in 1558 trouwen met de beroemde geuzenleider Hendrik van Brederode.
Eerste huwelijk
Op 29 januari 1546 trouwde Walburgis van Nieuwenaer in Weert met Philippe de Montmorency, graaf van Horne en heer van Weert. Het paar kreeg één zoon, Philippe, maar deze overleed als kind. In deze jaren van haar eerste huwelijk heeft ze vermoedelijk veel tijd alleen of samen met haar schoonmoeder, Anna van Egmond, doorgebracht op het slot in Weert. Haar man was veel van huis: hij vocht mee als krijgsheer in de oorlogen van Karel V, diende vanaf 1549 als kapitein van de Bourgondische lijfwacht van Filips II, en werd in 1559 benoemd tot admiraal van de vloot die Filips II naar Spanje moest begeleiden. Deze laatste opdracht moest hij overigens afzeggen omdat Walburgis, die mee zou gaan, in Antwerpen ziek was geworden. In de bronnen wordt vaker gerefereerd aan haar zwakke gezondheid, zonder dat duidelijk wordt waar zij aan leed. Het is niet bekend of Walburgis aanwezig was bij de feestelijkheden in Antwerpen in 1556, toen haar man werd toegelaten tot de Orde van het Gulden Vlies.
Met haar schoonmoeder spande Walburgis van Nieuwenaer zich in voor verspreiding van het protestantisme in het graafschap. In 1565 schreef een agent aan koning Filips II dat de twee vrouwen in Weert drie pastoors hadden overgehaald tot de gereformeerde religie. Volgens Maria Luyten, kloosterlinge in Weert, bezochten zij openlijk kerkdiensten met een gereformeerde voorganger, nodigden zij de predikant na de dienst op hun kasteel, en trokken ze er in 1566 met een ‘geuzen-paap’ op uit om in het graafschap de nieuwe leer te verspreiden. Ook waren ze waarschijnlijk op de hoogte van plannen van plaatselijke calvinisten om het klooster Maria-Wijngaard te bestormen; enkele dagen voor de Beeldenstorm losbarstte, waarschuwden zij de zusters om hun kostbaarheden te verbergen.
Toen graaf Horne en graaf Egmont op 9 september 1567 onverwacht in Brussel gevangen werden genomen, zat Walburgis van Nieuwenaer vermoedelijk in Weert. Wanneer zij het slechte nieuws heeft gehoord en hoe zij erop heeft gereageerd, is niet bekend. Ook haar doen en laten tijdens zijn negen maanden durende gevangenschap in Gent en de terechtstelling zelf, op 6 juni 1568 in Brussel, is nauwelijks gedocumenteerd. In tegenstelling tot Sabina van Beieren, de vrouw van graaf Egmont die hemel en aarde bewoog om haar man weer vrij te krijgen, lijkt Walburgis van Nieuwenaer nauwelijks initiatieven in deze richting te hebben genomen. Slechts een verzoekschrift van haar aan de keizer en een brief aan de koning zijn overgeleverd. Wel spreken bronnen ervan dat zij ziek te bed lag. In zijn testament, opgetekend in de nacht voor zijn dood, vraagt Horne zijn moeder en echtgenote vergiffenis voor zijn langdurige afwezigheid.
Het doodvonnis van Horne hield ook confisquatie van zijn bezittingen in, en dus moest Walburgis van Nieuwenaer het kasteel in Weert verlaten. Maria Luyten beschrijft in haar kroniek hoe Walburgis en haar schoonmoeder direct na 23 juni, de dag waarop de stoffelijke resten van Horne in Weert waren aangekomen en begraven, de stad verlieten: ‘heel stillekens en zonder dat er iemand veel van wist’. Niet lang daarna doken zij op in Keulen, waarschijnlijk omdat Walburgis’ broer Herman daar op dat moment was (Venner, 278; Buch Weinsberg). Over de bezittingen van Horne zou nog decennia lang worden geprocedeerd.
Tweede huwelijk
In 1569 of 1570 hertrouwde Walburgis met haar minstens twintig jaar jongere neef Adolf van Meurs, die na de dood van zijn vader (ca. 1553) was opgevoed door haar broer Herman. De eerste jaren van hun huwelijk verbleef het paar in Meurs of het nabijgelegen Alpen – Adolf was heer van Alpen.Toen Herman in 1578 kinderloos stierf, erfde Walburgis de graafschappen Meurs en Horne. Echtgenoot Adolf vocht mee in de Keulse oorlog die in 1583 uitbrak. Zijn militaire successen waren van korte duur, en vermoedelijk al snel moest Walburgis naar de Republiek vluchten. Zeker is dat het paar zich in 1584 in Arnhem vestigde omdat Adolf benoemd was tot stadhouder van Gelderland. Ongeveer tegelijkertijd namen keizerlijke troepen Meurs in. Een jaar later werd Adolf ook stadhouder van Utrecht, en verhuisde het paar naar het Bisschopshof in Utrecht.
Toen de Engelse graaf Leicester in 1586 nauwe relaties aanknoopte met Adolf van Meurs dook ook de naam van Walburgis weer op. Er zijn brieven van Walburgis aan Leicester bewaard gebleven waarin zij hem vraagt om geld voor de troepen van haar man. Leicester zelf noemt haar in een brief van 1586 ‘a marvellous wise and well spoken gentlewoman and grave’ die hem belangrijke informatie wist te verschaffen. Een jaar later echter blijken de betrekkingen bekoeld, vermoedelijk omdat de secretaris van Leicester roddels over haar had rondgestrooid. Haar handlangers maakten in Delft jacht op de secretaris, die van huis tot huis moest vluchten omdat hij vreesde voor zijn leven.
In oktober 1589 werd Walburgis van Nieuwenaer opnieuw weduwe: Adolf verongelukte in Arnhem bij het inspecteren van een voorraad buskruit. Het schijnt dat ze om dit verlies meer heeft getreurd dan om de dood van haar eerste echtgenoot. Nog éénmaal is er hierna sprake van een huwelijk. De Utrechtse geleerde Van Buchel meldt in zijn dagboek op 28 mei 1591 dat Walburgis had willen trouwen met graaf Valkenstein, een jongeman die de troepen van haar overleden echtgenoot aanvoerde, maar dat zijn vroege dood dit had verhinderd. Walburgis ontkende het verhaal omdat zij zich er vanwege haar leeftijd – ze was inmiddels 69 jaar oud – voor zou schamen, aldus Van Buchell. Hierna blijft het stil rond Walburgis van Nieuwenaer tot 1594, het jaar waarin zij haar testament liet opmaken. Het Duitse graafschap Meurs, nog steeds in Spaanse handen, liet zij na aan prins Maurits, op voorwaarde dat hij de protestantse religie in die gebieden zou beschermen – de nog altijd omstreden Hornse nalatenschap legateerde zij aan Sabina van Egmont, de dochter van de onthoofde graaf. Op dat moment verbleef zij zelf nog altijd in Utrecht.
In 1597 wist Maurits inderdaad het graafschap Meurs te heroveren, en zo kon Walburgis van Nieuwenaer na achttien jaar terugkeren in haar geboorteplaats, waar zij tot aan haar dood de scepter zwaaide. Bijzonder is de uitgebreide ‘hoforde voor het huis Meurs’ die zij op 1 juli 1599 liet uitbrengen: een uitvoerige beschrijving van de gang van zaken aan het grafelijke hof, met nauwkeurige opdrachten voor het personeel (Ottsen, 97-106).
Walburgis van Nieuwenaer stierf op 25 mei 1600 in Meurs, 77 of 78 jaar oud. Direct na haar dood barstte de strijd om haar erfenis los. Nog diezelfde dag vocht het personeel om haar kostbaarheden en bezette de hertog van Kleef de stad. In augustus 1601 heroverde Maurits het graafschap, dat tot aan de dood van Willem III (1702) in bezit bleef van de Oranjes; daarna viel het toe aan de koning van Pruisen.
Reputatie
Naar het leven van Walburgis van Nieuwenaer is nooit diepgravend onderzoek gedaan. Dat de weduwe van Horne zo’n lang en stormachtig leven heeft geleid, is slechts weinigen bekend. In lokale studies is haar reputatie niettemin stevig gevestigd: op grond van haar gedocumenteerde betrokkenheid bij de verspreiding van het protestantisme in Weert en omgeving, staat zij vooral bekend als een hartstochtelijk vertegenwoordigster van het nieuwe geloof. Haar rol bij de Beeldenstorm wordt ook in die zin opgevoerd, hoewel die er vooral uit bestond dat zij de kloosterzusters waarschuwde. In de literaire verbeelding van de tragische dood van Egmont en Horne speelt Walburgis van Nieuwenaer nauwelijks een rol. Slechts in één dramatische voorstelling, in 1852 uitgegeven ten behoeve van de opbouw van een protestants kerkgebouw in Weert, wordt zij opgevoerd als de heldin die, verkleed als man, tot in de gevangenis van Gent doordrong om haar man van eten te voorzien (Carpentier Alting). Dit is echter de uitzondering die de regel bevestigt dat alle aandacht uitgaat naar de ontroostbare vrouw/weduwe van Egmont, en niet naar die van Horne.
In verband met haar tweede huwelijk wordt zij bovendien voorgesteld als een heerszuchtige echtgenote – Van den Brunt meldt bijvoorbeeld dat Adolfs vurige calvinisme is te verklaren uit de invloed van zijn vrouw, ‘die hem volgens tijdgenoten geheel beheerste’. Opmerkelijk is inderdaad het grote leeftijdsverschil met haar tweede echtgenoot, en het gerucht van Van Buchel dat ze na diens dood een nog jongere amant gehad zou hebben, geeft hieraan nog meer voeding. In de Duitse herinnering krijgt haar gedachtenis doorgaans een ander accent. Daar geldt zij als iemand die ondanks alle tegenslag geprobeerd heeft het beleid van haar verstandige vader en broer voort te zetten en de chaos in Meurs te bestrijden. Het verhaal wil dat zij aan de pest is gestorven toen zij pestlijders verzorgde, maar uit documenten over haar sterfbed valt op te maken dat dit laatste niet waar is (Ottsen, 110-111). Haar naam leeft er voort in het ‘Walburgisstift’ in Bad Neuenahr, een gymnasium voor meisjes dat in de jaren 1970 werd gesloopt. Ook zijn er straten naar haar genoemd.