Lamoraal I van Gavere, graaf van Egmont (ook: Egmond) (Lahamaide (Elzele), 18 november 1522 – † Brussel, 5 juni 1568) was een generaal en staatsman in de Zeventien Provinciën vlak voor het begin van de Tachtigjarige Oorlog. In 1568 is hij ter dood gebracht als gevolg van het optreden van de hertog van Alva.
Levensloop
Lamoraal werd geboren op het kasteel Lahamaide in Henegouwen. Hij was de vierde graaf van Egmont, elfde vrijheer van Purmerend, Purmerland en Ilpendam, heer van Hoog- en Aartswoud(e), Baer, Fiennes, Zottegem, Armentières en Auxy en (sinds 1553) de eerste prins van Gavere. Hij stamde uit een van de rijkste en invloedrijkste families in de Nederlanden, voortgekomen uit de ‘advocati’ (= voogden) van de abdij van Egmond, die nabij hun kasteel stond.
Hij was de zoon van Jan IV van Egmont en Françoise van Luxemburg. In 1528 overleed zijn vader. Na de dood van Egmonts vader stelde Karel V twee neven van Jan IV aan als voogden voor Lamoraal en zijn broer; Maximiliaan van Egmont en George van Egmont. Karel V voorzag ook in zijn levensonderhoud en Lamoraal werd page aan het keizerlijk hof in Spanje, waar hij een militaire opleiding kreeg. In 1541 besloot keizer Karel V tot een campagne tegen de Barbarijse zeerovers. Als trouwe aanhangers van de keizer sloten Lamoraal en zijn broer zich bij zijn leger aan. Nadat zijn broer Karel I van Egmont overleed in 1541 in Cartagena na de slag bij Ras-Tafoura (Algiers), werd Lamoraal de vierde graaf van Egmont.
Carrière, huwelijk en kinderen
Aan het eind van de 3e Gelderse successieoorlog, in 1543, verwoestte een Habsburge strijdmacht onder leiding van Lamoraal van Egmont de toen Gelderse en nu Duitse stad Düren. Door de stad in brand te laten steken en inwoners voor een belangrijk deel te laten vermoorden, stelde hij een voorbeeld. Hij was in zoverre succesvol dat de andere Gelderse steden zich overgaven en er zo een einde aan deze oorlog kwam.
Hij huwde op 8 mei 1546 met Sabina van Beieren (1528-1578), dochter van Johan II van Palts-Simmern en Beatrix van Baden, waarmee hij zijn rijkdom nog verder vergrootte. Het luisterrijke huwelijk werd ingezegend door de aartsbisschop van Lünden; onder de gasten waren Karel V, Ferdinand van Oostenrijk, de hertogen van Cleve en van Saksen. Met Sabina kreeg Lamoraal 12 kinderen: Eleonora, Maria, Françoise, Magdalena, Maria Christina, Isabella, Filips, Anna, Sabina, Johanna, Lamoraal en Karel. Zijn jongste kind heeft hij nooit gezien; toen dat geboren werd, zat hij al opgesloten en alle brieven werden ongeopend teruggestuurd.
Egmont werd tijdens het kapittel van Utrecht op 17 januari 1546 benoemd tot ridder van het Gulden Vlies. Hij nam in 1546 deel aan de Schmalkaldische oorlog tegen het Schmalkaldisch Verbond. In 1549 begeleidde hij de toenmalige Spaanse kroonprins Filips bij zijn rondreis in de Nederlanden. In 1552 werd hij tijdelijk gouverneur-generaal van Luxemburg en was hij als kolonel van twee cavalerieregimenten betrokken bij de mislukte belegering van Metz. In 1554 werd Lamoraal door Karel V naar Engeland en Spanje gestuurd om te onderhandelen over een huwelijk van Filips met de Engelse koningin Maria I van Engeland. Op 17 november 1555 werd Lamoraal lid van de Raad van State. In dienst van het Spaanse leger versloeg Lamoraal de Fransen achtereenvolgens in Saint-Quentin (1557) en Grevelingen (1558). Als beloning voor zijn trouw werd Egmont in 1559 benoemd tot stadhouder van de graafschappen Vlaanderen en Artesië en tot gouverneur van de Gentse citadel. Als edelman maakte Egmont deel uit van de Raad van State. Samen met Willem van Oranje en de graaf van Horne (Driemanschap of Ligue der Groten, 1562) verzette hij zich tegen kardinaal Antoine Perrenot Granvelle, bisschop van Atrecht, die de inquisitie invoerde in Vlaanderen. In een brief aan Filips II (11 maart 1563) bood het Driemanschap hun ontslag aan als Granvelle niet zou vertrekken. Na het vertrek van Granvelle in 1564 verzoende Egmont zich opnieuw met de koning. Op aandringen van de Raad van State vertrok Egmont in 1565 naar Spanje (Madrid en Aranjuez) om Filips II de verlangens van de hoge adel en hun ongenoegen over de situatie in de Nederlanden over te brengen. Bij terugkeer van Lamoraal uit Spanje bleek uit brieven van de koning (Brieven uit het bos van Segovia) dat Filips II terugkwam op zijn beloftes aan Egmont. Lamoraal lichtte samen met de graaf van Megen, de landvoogdes Margaretha in over het Eedverbond der Edelen. Op 5 april 1566 overhandigde Lamoraal mee het Smeekschrift der Edelen aan landvoogdes Margaretha van Parma.
Opstand, gevangenschap en onthoofding
Kort daarna brak de Beeldenstorm (10 augustus 1566) uit en werd het verzet tegen de Spaanse overheersing in de Nederlanden groter. Als overtuigd katholiek keurde Egmont de Beeldenstorm ten zeerste af en hij zwoer andermaal trouw aan de Spaanse koning, hoewel hij tegelijkertijd ook probeerde de repressie tegen de protestanten te verzachten. In 1567 nam Egmont samen met Willem van Oranje ontslag uit de Raad van State.
Na de Beeldenstorm stuurde Filips II de hertog van Alva naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen. Willem van Oranje ontvluchtte hierop Brussel; Egmont en Horne besloten niet te vluchten. Vrijwel direct na zijn aankomst liet Alva de graaf van Egmont, zijn secretaris Jan van Casembroot en de graaf van Horne onder een vals voorwendsel – Alva had een overleg aangekondigd om bij een maaltijd over de situatie te praten – arresteren (9 september 1567). Direct na hun arrestatie werden ze naar Gent overgebracht en in het kasteel opgesloten.
Egmont beriep zich vruchteloos op zijn voorrechten als ridder van de Orde van het Gulden Vlies. Ondanks de vele pogingen om zijn onschuld te bewijzen, werd hij wegens hoogverraad in december voor de Raad van Beroerten gebracht. Hoewel Egmont tot het einde toe katholiek bleef en trouw aan de Spaanse koning, werd hij samen met Van Horne op last van Alva ter dood veroordeeld. Egmont en Horne werden in 1567 en 1568 opgesloten in het Spanjaardenkasteel te Gent. Op 5 juni 1568 werden de edellieden op de Grote Markt van Brussel gedood. De onthoofding van Egmont en Horne leidde tot groot protest in de Nederlanden en wordt wel beschouwd als het begin van de gewapende Nederlandse Opstand en de Tachtigjarige Oorlog tegen de Spanjaarden.
Willem van Oranje trok zijn lessen uit de situatie en werd als Willem de Zwijger de spil van het verzet tegen de koning. Toenadering kwam er met de Unie van Brussel, maar toen de Franstalige gewesten zich min of meer achter de koning schaarden met de Unie van Atrecht ten koste van de eenheid van de Nederlanden (waarbij de Nederlandstalige Nederlanden zich verenigden in de Unie van Utrecht), was het hek van de dam, en koos het verzet rond Willem van Oranje voor een oplossing buiten de Spaanse context, hetgeen later zou leiden tot de onafhankelijkheid van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.Waardering
De levensloop van Lamoraal en zijn tragische levenseinde vonden onmiddellijk weerklank. De werken die aan Egmont werden gewijd baseerden zich vaak op onvolledig bronnenonderzoek en pasten vaak geen historische kritiek toe; hierdoor volgden ze vaak de mode van hun tijd en zagen ze Egmonts (gemythologiseerde en geromantiseerde) leven vooral in het licht van de politieke actualiteit van dat ogenblik. De terechtstelling werd in talrijke prenten en medailles afgebeeld en in de 16e eeuw in geuzenliederen bezongen. Ook in de literatuur en geschiedschrijving werd Lamoraal veelvuldig vermeld; Michel de Montaigne schreef in de Essais over cette tragédie que le duc d’Albe nous fit voir à Bruxelles, net als Pieter Christiaenszoon Bor in zijn ‘Nederlantsche Oorloghen’ en Pieter Corneliszoon Hooft in zijn Nederlandsche Historien. In de achttiende eeuw schreven Voltaire (Henriade, 1723), Goethe (Über Egmont, Trauerspiel, 1787) en Schiller (Don Carlos, 1787 en Des Grafen Lamoral von Egmont Leben und Tod, 1789) over Egmonts leven. Het muziekstuk Egmont van Beethoven uit 1810 verspreidde Egmonts verhaal verder. Tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1816-1830) werd onder Willem I vooral de strijd van Egmont tegen Filips II in de verf gezet. Na 1830 werd Egmont door het pas ontstane België opgevoerd als nationale held die de nieuwe staat historisch moest onderbouwen. Lamoraals levensloop werd in gedichten (Prijsverzen op de dood van Egmont, Prudens Van Duyse, 1839), toneelstukken (De Dood van Egmont, Frans Van Geert, 1853 en De Vrouw van Egmont, Eugeen Zetternam, 1859) en historische werken (onder andere Eloge du comte d’Egmont, Brunelle, 1820, Le procès du comte d’Egmont avec pièces justificatives, De Bavay, 1853, Le comte d’Egmont et de Hornes d’après des documents authentiques et inédits, Juste, 1862, Histoire du procès et de la mort de Lamoral comte d’Egmont, Van Damme, 1869) bezongen. Er werden standbeelden opgericht (Zottegem en Brussel) en romantische historiestukken geschilderd (Laatste eerbewijzen aan Egmont en Horne door Louis Gallait).
Sporen van Egmont
De resten van de graaf van Egmont liggen, samen met die van zijn vrouw Sabina van Beieren († 1578), begraven in de Egmontcrypte van de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk op de Markt te Zottegem. De gekliefde halswervel van Egmont bevindt zich sinds 1984 in een schrijn in de raadzaal van het stadhuis van Zottegem op de Markt, waar ook twee schilderijen naar hem verwijzen: Laatste eerbewijzen aan Egmont en Horne (1882) van Louis Gallait en Het kasteel Egmond aan den Hoef (circa 1580) van de 16e-eeuwse Noord-Hollandse meester Gillis De Saen. In datzelfde Zottegemse stadhuis is sinds 2018 een Egmontkamer ingericht waar allerlei historische objecten rond Lamoraal worden tentoongesteld, waaronder de harten van Lamoraal en van zijn zonen Karel († 1620) en Filips († 1590). In Zottegem staat in het Egmontpark ook het eertijds omgrachte Egmontkasteel dat sinds 1964 een beschermd monument is. Het gebouw doet nu dienst als openbare bibliotheek en in de ridderzaal worden gemeenteraden gehouden en burgerlijke huwelijksceremonies voltrokken. Op de Markt van Zottegem staat sinds 1872 een standbeeld van Lamoraal van Egmont van de hand van Jan-Robert Calloigne. Het huidige is een bronzen kopie van het originele gietijzeren beeld dat in 1968 verhuisde naar het Egmontpark voor het Egmontkasteel. In 1997 werd een kopie van het standbeeld van Lamoraal van Egmont aan Kasteel Egmond geplaatst in Egmond aan den Hoef.
Sinds 1879 staat er een standbeeld van Egmont en Horne van de hand van Charles-Auguste Fraikin op de Zavel in Brussel; het standbeeld stond voorheen (vanaf 1864) voor het Broodhuis op de Grote Markt.
Egmont was een tijdlang eigenaar van het kasteel van Gaasbeek (1565 – 1568). Van het kasteel in Lahamaide waar Lamoraal geboren werd blijft enkel de schuur nog over. In Chièvres en in Herchies is ook nog een ingrijpend veranderd Château d’Egmont van de nazaten van Lamoraal te vinden. In Egmond aan den Hoef staan de ruïnes en de slotkapel van Kasteel Egmond, het stamslot van het Huis Egmont. Aan het slot ligt bezoekerscentrum ‘Huys Egmont’ waarin objecten rond Egmont worden geëxposeerd.