De Lutherse gravin Anna van Egmond (1504-1574) behoorde tot de aanzienlijkste families van de Lage Landen. Zij was een dochter van Floris, graaf van Buren, stadhouder van Gelderland, Friesland en Holland en Margaretha van Bergen. In 1523 huwde zij met baron Joseph van Montmorency-Nevele (1497-1529). Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren: Philippe (1524-1568), Floris (1528-1570), Maria (+1570)en Eleonora (ca.1530-1585).
Anna van Egmont hertrouwt met Jan graaf van Horn, tot kort voordien kanunnik in Luik, die van Rome dispensatie had verkregen om te mogen uittreden omdat zijn broer Jacob III, de stamhouder van het geslacht Horn in zijn drie huwelijken kinderloos was gebleven.
In 1549 ontving zij op het kasteel van Weert kroonprins Filips van Spanje. Na de dood van graaf Jan van Horne werd gravin Anna voogdes van haar zoon Philippe en kreeg zij het vruchtgebruik van het graafschap. Om haar onderdanen gerust te stellen werden er akten opgemaakt waaruit haar goede wil moest blijken. Een voorbeeld daarvan is de volgende:
‘Wijr Anna van Egmond gravin van Horne etc. bekennen, dat wir in behoirlijken eijdt ontfangen hebben die onderzaten van Roggele en hun alle segelen, brieven, previligiën, lantrechten, hun door onze voorzaten vergund, continueren, en dat wij hun met geenen onbehoirlijcken belasting, beden ende diensten besweren zullen. Hebben ook uyt sonderlinge gratie alsulcke beden van vier jaren kwytgescholden. In oirkonde der waerheyt hebben wij Anna van Egmont en Filips de Montmorency dit geteeckent anno 1541 den 26 January’.
Toch was de gravin niet geliefd bij de haar onderdanen. In 1547 was er ernstige onenigheid met de inwoners van Nederweert, die vonden dat ze door haar werden afgeperst. Zij stuurde haar scholtis jonker Fredrick Roij naar Nederweert om daar de dorpsbestuurders te arresteren in het plaatselijke bierhuis. Die verzetten zich echter en joegen de scholtis weg, achtervolgd door een grote menigte te paard en te voet.
Toen Jacob III overleed, erfde Jan het graafschap Horn en tal van andere bezittingen. Ook zijn huwelijk met Anna van Egmont bleef kinderloos. Als hij in 1540 zijn einde voelde naderen schenkt hij al zijn bezittingen aan zijn oudste stiefzoon Philippe de Montmorency. Om te vermijden dat de aan hem verwante graven van Nieuwenaer aanspraak zouden kunnen maken op deze erfenis, bepaalt hij tegelijk dat Philippe moest trouwen met Walburgis van Nieuwenaer, de enige erfgename van het graafschap Horn dat sinds 1487 wegens schulden aan haar voorouders was verpand.
Aanvankelijk trad Anna van Egmont op als voogdes van haar zoon Filips, de erfgenaam van haar tweede echtgenoot. Uit de negentien brieven van haar die bewaard zijn gebleven, blijkt dat zij in de jaren tussen 1536 en 1545 op verschillende plaatsen verbleef: soms in Weert, dan in Nevele of Woudrichem, maar ook op het eigen familieslot in Buren. In 1549 ontving ze koning Filips II in Weert. In die tijd verkeerde zij dus nog altijd in koninklijke kringen. Toch heeft zij vooral naam gemaakt vanwege haar eigenzinnige optreden als de oude gravin met protestantse sympathieën in het graafschap Horne. In de geschiedschrijving wordt er vaak op gewezen dat haar oudste zoon onder meer in de problemen is gekomen omdat zijn moeder lutherse sympathieën koesterde. In 1565 schreef een agent aan Filips II dat Anna van Egmont en haar schoondochter in Weert drie pastoors hadden overgehaald tot de gereformeerde religie. Volgens Maria Luyten, kloosterlinge in Weert, bezochten zij openlijk kerkdiensten met een gereformeerde voorganger, nodigden zij predikanten na de dienst uit op hun kasteel, en trokken ze er in 1566 met een ‘geuzen-paap’ op uit om in Nederweert de nieuwe leer te verspreiden.
Anna van Egmont verloor haar beide zoons in de eerste jaren van het conflict dat in de Nederlanden losbarstte tussen de koning en de hoge adel: in 1568 werd de oudste, Filips graaf van Horne, in Brussel onthoofd en in 1570 werd de tweede, Floris heer van Morency, die al twee jaar in een Spaanse gevangenis zat, op last van Filips II gewurgd. Onbekend is hoe Anna van Egmont op dit verlies van haar zoons heeft gereageerd. Voor zoon Filips heeft zij aan Filips II een verzoekschrift geschreven, samen met haar schoondochter. Ook aan de keizer en aan Filips’ advocaat schreef zij brieven. Volgens Maria Luyten riep zij voor zoon Floris de bemiddeling in van Anna van Oostenrijk, de toekomstige echtgenote van Filips II toen zij in 1570 op doorreis was in Keulen. Ook via haar dochters was zij nauw betrokken bij de oorlog: dochter Maria trouwde in 1562 in Weert met Peter Ernst van Mansfeld, die later een van de belangrijkste bevelhebbers zou worden van Parma, en dochter Eleonora trouwde met Antoon Lalaing, graaf van Hoogstraten, die in 1568 sneuvelde toen hij streed aan de kant van de opstandelingen.
Het doodvonnis in 1568 van haar zoon Filips hield ook confisquatie van zijn Nederlandse bezittingen in, en dus moest Anna van Egmont het kasteel in Weert verlaten. Maria Luyten beschrijft in haar kroniek hoe Anna en haar schoondochter direct na 23 juni, de dag waarop de stoffelijke resten van Horne in Weert waren aangekomen en begraven, de stad verlieten: ‘heel stillekens en zonder dat er iemand veel van wist’. Niet lang daarna doken de twee dames op in Keulen (Buch Weinsberg). Vanuit Keulen bleef Anna van Egmont aanspraak maken op haar rechten in Weert, en Alva besloot haar voorlopig het vruchtgebruik te laten houden (Venner, Beeldenstorm, 278). Tegelijk verleende ze financieel steun aan de ondernemingen van Willem van Oranje, waarvoor ze haar onderdanen aansloeg. Over de laatste levensjaren van Anna van Egmont is niets bekend. Naar het schijnt stierf ze in 1574.