Philippe de Montmorency, graaf van Horn, heer van Weert, Altena, Nevele, Kortessem en Bocholt.
Bourgondisch-Habsburgs edelman, Vliesridder, admiraal, lid Raad van State, stadhouder van Gelderland, vazal van de prinsbisschop van Luik en vazal van de heer der Habsburgse Nederlanden.
Vlaanderen, ca.1526 – Brussel, 5 juni 1568
Genealogische informatie
Jean, de overgrootvader van Philippe was een telg uit het illustere Franse adelsgeslacht Montmorency. Hij koos partij voor de Bourgondiërs tegen de Franse koning en vestigde zich in de Nederlanden. Zijn kleinzoon Joseph van Montmorency († 1530), heer van Nevele, huwde met Anna van Egmont († 1574), dochter van Floris van Egmont-Buren. Zij kregen vier kinderen. Anna hertrouwde in 1532 met Jan, graaf van Horn. Dit huwelijk bleef kinderloos. Jan van Horn († 1540) vermaakte zijn goederen aan Anna’s oudste zoon Philippe, mits deze zou trouwen met Walburgis van Nieuwenaer († 1600), onder levenslang vruchtgebruik van Anna. Walburgis was de dochter van de luthersgezinde graaf van Meurs. Tevens bepaalde Jan van Horn in zijn testament dat zijn vrouw jaarlijks aan Philippe en Walburgis zoveel zou uitkeren dat zij volgens hun stand konden leven of anders 3.000 Brabantse gulden. Het huwelijk tussen Philippe en Walburgis werd in 1546 gesloten. Hun enige kind stierf op zeer jonge leeftijd.
Biografie
Philippe de Montmorency, graaf van Horn begon zijn loopbaan op jonge leeftijd aan het hof van Karel V. Hij werd toen ‘edelman van der tafelen’ of voorraadmeester. Zijn militaire carrière startte in 1544 of eerder. In 1546 werd hij bevelhebber van 500 lichte ruiters. Hiermee vocht hij onder zijn oom Maximiliaan van Egmont in de Schmalkaldische Oorlog. Daarna nam Horn om onbekende redenen ontslag uit zijn functies. Toen erfprins Philippe in 1549 op bezoek was in Weert werd Horn gevraagd voor kapitein van de boogschutters van zijn lijfwacht. Hoewel hij nog geen kinderen had, accepteerde hij de benoeming tegen het advies van zijn familie en vrienden in. Zijn vrouw bleef thuis. In de functie van kapitein maakte hij reizen naar Duitsland, Italië, Spanje en Engeland. Na zijn rapportage aan Karel V over het huwelijk tussen erfprins Philippe en Mary Tudor, ging hij niet terug naar Engeland, maar stapte hij over naar het leger van Karel V. In diens strijd tegen de Franse koning Hendrik II vocht hij in de Slag van Renty (1554).
In 1555 nam Horn deel aan de plechtigheden bij Karels troonsafstand en de opvolging door zijn zoon. Net voor diens aftreden benoemde Karel V hem tot stadhouder van Gelderland en niet lang na de troonsaanvaarding van Philippe II werd hij opgenomen in de orde van het Gulden Vlies. Tevens werd hij kapitein van een Ordonnantiebende. Horn streed actief in de oorlog tegen de Fransen in de eerste regeringsjaren van Philippe II. Toen de koning in 1559 definitief naar Spanje vertrok, promoveerde hij Horn tot admiraal-generaal der Nederlanden en tot lid van de Spaanse Raad van State in de functie van superintendant voor Nederlandse zaken. Blijkbaar wilde men hem uit de Nederlanden weg hebben. Horn zou zich in die dagen te vrijmoedig als oppositielid hebben opgesteld. Zijn Gelderse stadhouderschap met vast inkomen moest hij beëindigen. Wegens ziekte van zijn vrouw en andere zaken reisde Horn eerst in mei 1560 naar Spanje. Voor advisering diende men gevraagd te worden. Adviseur Horn werd echter niet gevraagd, doch zijn verblijfskosten aan het dure Spaanse hof liepen wel op. Hij vroeg en kreeg toestemming te vertrekken, maar wel met zijn benoeming tot lid van de Nederlandse Raad van State en 400.000 ducaten voor de landvoogdes op zak. Tijdens zijn verblijf in Spanje werd zijn gage nauwelijks en na zijn vertrek niet meer uitbetaald, ondanks toezeggingen. In december 1561 was hij in Brussel terug. Hij bleef tot het eind van zijn leven regelmatig maar vergeefs klagen bij de koning over zijn financiële vorderingen.
Zijn admiraalschap werd niet erkend door Holland. Bemiddeling van Oranje leidde in 1565 tot een compromis. Veel betekenis zal deze functie niet gehad hebben, omdat het vrede was en de vloot in 1561 werd verkocht. In de Raad van State sloot Horn zich aan bij Oranje en Egmont in hun verzet tegen kardinaal Granvelle. Zij vormden een soort driemanschap en boycotten de vergaderingen van de raad totdat Granvelle in 1564 het veld had geruimd. Daarna namen zij een centrale positie in de Brusselse besluitvorming in, maar opereerden zonder succes. De koning versoepelde zijn beleid met betrekking tot de plakkaten niet; de gevraagde bestuurshervormingen bleven uit. De Beeldenstorm brak uit. In augustus 1566 werd Horn benoemd tot superintendant van het calvinistischgezinde Doomik. De stadhouder van Doornik, zijn broer Montigny, bevond zich toen in Spanje. Het herstellen van de rust in plaats van het afdwingen van religieuze uniformiteit stond bij Horn voorop. Ook de stadhouders Oranje en Egmont deden dat in hun gebieden. Door deze handelwijze schonden zij wel hun instructies. Niet alleen gaf Horn meerdere keren te kennen van godsdienstige zaken geen verstand te hebben, maar bovendien was hij een verklaard tegenstander van vervolging om den gelove. Na herhaaldelijk verzoek van de landvoogdes naar Brussel te komen, vertrok Horn midden oktober 1566 uit Doornik naar Brussel. In december kwam hij in Weert aan, waar hij langzamerhand de katholieke eredienst in de kerk en de kloosters herstelde. Horn woonde enkele missen bij en was betrokken bij een sluiten van een soort godsdienstvrede. Principieel week zijn gedoogbeleid ten opzichte van de calvinisten in Doornik niet af van dat in Weert. In Weert wachtte Horn op ‘s konings antwoord inzake zijn vorderingen, vooraleer hij weer diensten wilde verrichtten, doch hij zette deze boycot niet door. Voorjaar 1567 trad hij – zonder succes – op als bemiddelaar tussen de prins-bisschop van Luik en de calvinisten van Hasselt. In april 1567 legde Horn na maanden dralen opnieuw de gevraagde eed aan de koning af.
Alva arriveerde in augustus in de Nederlanden met opdracht de schuldigen te straffen, waarbij geen acht geslagen behoefde te worden op de privileges van de ridders van het Gulden Vlies. De koning, maar nog meer Alva, schreven aan Horn verleidelijke woorden, waarmee hij gelokt kon worden. Alva stelde belangrijke besprekingen in het vooruitzicht. Maar daarvoor moest Horn, die net een paard aan Alva had geschonken, wel naar Brussel komen. Daar werd hij gearresteerd, berecht en onthoofd. Deze behandeling was reeds in 1563 door Alva voor de ergste raddraaiers geadviseerd. De aanklacht, die 63 punten bevat, begint met de brief van het driemanschap uit 1563 aan de koning dat zij de zittingen van de Raad van State boycotten, zolang Granvelle daar zetelde. Bijna de helft van de aanklachten had betrekking op Horns optreden in Doornik. De lijst wordt afgesloten met Horns gesprekken in november 1566 met leidinggevende calvinisten uit het opstandige Valencijn. Het korte vonnis van Alva is een kopie van dat van Egmont op één punt na. Bij Egmont wordt diens gedrag in Vlaanderen veroordeeld en bij Horn zijn gedrag in Doornik. De terdoodveroordeling wegens majesteitsschennis was echter de kern van dit politieke vonnis. Als exemplarisch voorbeeld had Alva voor de leden van het voormalige driemanschap een grote show rondom de terechtstelling in Brussel georganiseerd.Karakter
Hoewel er geen uitgebreide hedendaagse biografie van Philippe de Montmorency bestaat, schetsen diverse moderne auteurs in hun artikelen een indruk van zijn karakter. Het beeld dat daaruit naar voren komt is een persoon, die zijn vorst trouw wilde dienen, maar niet tot het uiterste. Horn reserveerde zich het recht voor naar eigen goeddunken en in strijd met instructies te handelen als hij meende dat dat in het belang van de vorst was. Met name in kwesties van hoge importantie voor de vorst, zoals kettervervolging. Daarbij zal een rol gespeeld hebben dat zowel zijn moeder als zijn vrouw en haar enige broer reformatorisch waren. Tevens staakte hij tijdelijk zijn diensten. Eerst om zijn vorst tot vertrek van Granvelle te bewegen vanwege diens constitutioneel en religieus beleid en later om hem – vergeefs – tot antwoord op zijn financiële vragen te dwingen. Ondanks zijn gebrek aan financiën veranderde hij niet van houding, met name niet ten aanzien van kettervervolging. De katholieke Horn was geen havik, maar trad op als bemiddelaar tussen soeverein en calvinisten. Tot de verbeelding sprekende militaire of politieke daden heeft hij niet verricht, noch heeft hij zijn functies tot invloedrijke posities weten uit te bouwen. Van een culturele belangstelling – behalve de aanschaf van aardrijkskundige kaarten toen hij in Gent gevangen zat – is niets bekend. Wel hield hij van feesten, toernooien en dobbelen met de daarbij behorende schulden. In zijn vazallitische opstelling kwam Horns naïviteit, kortzichtigheid en gebrek aan zicht op de veranderende politieke verhoudingen tot uitdrukking. Hij liep dan ook blindelings in de voor hem reeds gegraven kuil.
Emile Haanen | www.showeert.nl
Bron: http://dutchrevolt.leiden.edu/dutch/personen/h/Pages/horn.aspx